Zij / hen / hun
Wanneer gebruik je ‘zij’, ‘hen’ en ‘hun’ in een zin?
Veel mensen twijfelen wanneer ze de woorden ‘hun’, ‘hen’ of ‘zij’ moeten gebruiken, omdat ze vaak door straattaal op het verkeerde been worden gezet. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘hun gaan op vakantie’, of ze zeggen: ‘ik heb met hun gesproken’. Echter, beide zinnen zijn fout, maar waarom is dat? Dat is iets wat we hieronder zullen uitleggen.
Wanneer gebruik je ‘hen’?
Je kan het persoonlijk voornaamwoord ‘hen’ na een voorzetsel gebruiken, zoals bijvoorbeeld ‘van’ of ‘aan’, maar je kan ‘hen’ ook als lijdend voorwerp gebruiken.
Wanneer je het gebruikt na een voorzetsel, krijg je zinnen zoals:
- 'Hij gaf aan hen het voorstel.’
- ‘Hij verwacht een bericht van hen.’
- 'Hij was met hen op het feest aanwezig.’
Wanneer je ‘hen’ gebruikt als lijdend voorwerp, krijg je zinnen zoals:
- ‘Hij manipuleerde hen.’
- ‘Hij ontsloeg hen.’
- ‘Hij informeerde hen.’
Sommige mensen gebruiken ‘ze’ in plaats van ‘hen’, maar dit is informeel taalgebruik en niet aan te raden voor professionele teksten.
Wanneer gebruik je ‘hun’?
Het bezittelijk voornaamwoord ‘hun’ gebruik je als je wil aangeven dat iets toebehoort tot een groep mensen, dieren of levenloze dingen. Dus je krijgt zinnen zoals:
- ‘De familie neemt hun caravan mee op vakantie.
- ‘De wolven beschermen hun welpen.’
- ‘De computers gebruiken hun rekenkracht om de data te analyseren.’
Sommige mensen zullen beargumenteren dat het prima is om het volgende te zeggen: ‘Ik geef hun het contract’, maar dit is spreektaal. Het moet zijn: ‘ik overhandig aan hen het contract’, waarbij je in dit geval ‘hen’ in combinatie met het voorzetsel ‘aan’ gebruikt.
De enige keer dat 'hun' onderdeel kan zijn van het onderwerp, is wanneer het onderwerp toebehoort tot twee of meer mensen, dieren of levenloze dingen, zoals bijvoorbeeld:
- 'Hun auto is kapot.'
- 'Hun welpen zijn kwetsbaar.'
- 'Hun opslagcapaciteit is maar beperkt.'
Wanneer gebruik je ‘zij’?
Het persoonlijk
voornaamwoord ‘zij’ gebruik je als onderwerp. Maar hoe spoor je het
onderwerp op? Dat is vrij eenvoudig! Het onderwerp is een persoon (of dier of ding)
die iets doet of is, of meerdere personen (of meerdere dieren of dingen) die
iets doen of zijn.
Het onderwerp komt overeen met de persoonsvorm en beïnvloedt deze dan ook. Dus als je vermoedt welk woord het onderwerp is, verander je deze in meervoud of in enkelvoud, om op die manier te kijken of dit de persoonsvorm beïnvloedt.
Dus het is: ‘zij (onderwerp) gaan (persoonsvorm) naar huis’, maar het is ‘ik (onderwerp) ga (persoonsvorm) naar huis’.
De persoonsvorm verandert hierboven van ‘gaan’ in ‘ga’, omdat het onderwerp van meervoud naar enkelvoud verandert. Dus als je binnen een zinsconstructie naar een groep mensen verwijst, en deze zijn het onderwerp, dan weet je dat je ‘zij’ moet gebruiken, en niet ‘hun’.